Een uitgelezen kans om niks te zeggen
Over de prachtige, práchtige laatste scène van Claire Keegans ‘Foster’
Goed, waar waren we gebleven?
Ik was van plan om in de vorige editie van deze nieuwsbrief al over Foster van Claire Keegan te beginnen, maar toen kwam ik niet verder dan de cover van het boek. Daarop is bovenstaand schilderij te zien, van de Ierse schilder Emma Cownie. Hoe meer ik wist over de totstandkoming ervan, hoe meer ik erdoor bevlogen raakte, dus dat moest eerst.
Foster verscheen eerst als fictieverhaal in The New Yorker, in februari 2010. Een jaar later breidde Keegan het uit tot een novelle, van zo’n negentig pagina’s, uitgegeven door het Londense Faber & Faber. De heruitgave daarvan, met dus het werk van Cownie op het omslag, kwam uit in augustus 2022. De Nederlandse vertaling, Pleegkind, volgde in november van dat jaar.
In 2022 verscheen ook de verfilming, met de titel The Quiet Girl (In het Iers: An Cailín Ciúin), die genomineerd werd voor de Oscar voor beste internationale film.
Bij het lezen van de eerste pagina’s moest ik nog wennen aan de Ierse manier van praten – of misschien moet ik zeggen: aan de manier van praten van specifiek déze mensen in dít deel van Ierland: het zuid-oosten, dicht bij de kust en de Ierse Zee, met aan de andere kant van het water Groot-Brittannië. Keegan groeide zelf op in een boerderij in Wicklow, ook in die contreien.
Een eigenaardigheid van die taal is dat ze veel dingen die ze zeggen formuleren als vraag:
“Lord God Almighty, didn’t he go and forget all about your wee bits and bobs!” the woman says. “No wonder you’re in a state. Well, hasn’t he a head like a sieve, the same man.”
Het verhaal gaat over een meisje uit een groot gezin – ze blijft naamloos in het verhaal, we schatten haar leeftijd ergens tussen de 8 en de 12 – dat aan het begin van de zomer van 1981 door haar vader naar een bevriend stel wordt gebracht, de Kinsella’s. Ze wonen op een boerderij. Het meisje zal daar de hele schoolvakantie blijven, want thuis is ze, met nóg een baby op komst, iets te veel.
Dat vader blij is dat hij deze dochter even niet in de gaten hoeft te houden en deze mond een tijdje niet hoeft te voeden, blijkt uit alles. Hij dropt haar en weet niet hoe snel hij weer weg moet komen. Zie de geciteerde zin hierboven: zo zegt de vrouw het als ze vaststelt dat de vader van het meisje is weggereden zonder haar logeerspullen achter te laten.
Het meisje heeft het beter bij deze mensen, ze zijn warmer en liefdevoller dan haar eigen ouders. Dat wil ze aanvankelijk niet voelen, want dan zou ze verloochenen wie ze is en bij wie ze hoort. Ze is loyaal aan haar opvoeding, aan haar ouders, aan de manier waarop ze het leven heeft leren kennen. Ze verstijft bijna bij elk teken van genegenheid.
Tijdens deze zomer leert ze dat er grote verschillen zijn tussen mensen.
Halverwege het boek gebeurt er iets bijzonders – althans, bij mij als lezer, en ik heb dit van meerdere mensen gehoord. Het meisje is mee naar een uitvaart van iemand uit het dorp en wordt daarna even door een bekende van de Kinsella’s opgevangen. Die vrouw, Mildred, neemt haar mee naar haar huis en begint allerlei vragen te stellen.
Mildred vertelt haar ook iets over de Kinsella’s, een soort geheim. Iets waarvan je, zodra het benoemd wordt, vóélt dat je het eigenlijk al wist. Je had het alleen nog niet met je volle verstand geregistreerd.
Dat ‘geheim’ is later onderwerp van gesprek tussen meneer Kinsella en het meisje. Hij heeft haar meegenomen naar het strand. Zijn vrouw had die Mildred in vertrouwen genomen, zegt hij. Dat doet ze soms, om te testen hoe discreet iemand ermee om kan gaan.
Maar je hoeft andere mensen helemaal niets te vertellen, zegt hij.
‘Always remember that as a thing you need never do. Many’s the man lost much just because he missed a perfect opportunity to say nothing.’
Het einde van de zomer nadert. Het meisje voelt dat ze straks weer naar huis zal moeten, het nieuwe schooljaar begint bijna. Ze ziet de voortekenen al, de schriften, balpennen en geodriehoeken in de winkels.
Er arriveert een brief: haar broertje is geboren.
Dan gaan ze haar terugbrengen, aan het eind van het boek. Het huis is een drukte van jewelste met de baby. De broers en zussen van het meisje kunnen niet van aan haar nieuwe kleren en de gespen van haar schoenen afblijven. Vader is eerst een tijdje weg, de rest weet niet waarheen, zelfs moeder niet. Als hij terugkomt, zegt hij dat hij niet hoeft te eten: hij heeft al gegeten, ‘iets vloeibaars’. Met zijn entree krijgt de woonkamer iets dreigends.
Het meisje niest. Ze is verkouden, dat komt door iets wat gebeurd is tijdens de laatste dagen op de boerderij, maar wat dan, dat zegt ze liever niet, want ze wil niet dat haar ouders boos worden op die lieve Kinsella’s, die mensen die de hele zomer voor haar zorgden.
Dan staan de Kinsella’s op om naar huis te gaan. Ze staan al buiten, bij het hek, als het meisje een beslissing neemt. En dan komt een van de allermooiste slotscènes die ik ooit gelezen heb.
Je kunt hem in het Nederlands lezen door de pdf hieronder te downloaden1, of je leest de scène in het origineel, het Engels.
‘What happened at all?’ Ma says, now that the car is gone.
‘Nothing,’ I say.
‘Tell me.’
‘Nothing happened.’ This is my mother I am speaking to but I have learned enough, grown enough, to know that what happened is not something I need ever mention. It is my perfect opportunity to say nothing.
I hear the car braking on the gravel in the lane, the door opening, and then I am doing what I do best. It’s nothing I have to think about. I take off from standing and race on down the lane. My heart does not so much feel that it is in my chest as in my hands, and that I am carrying it along swiftly, as though I have become the messenger for what is going on inside of me. Several things flash through my mind: the boy in the wallpaper, the gooseberries, that moment when the bucket pulled me under, the lost heifer, the mattress weeping, the third light. I think of my summer, of now, mostly of now.
As I am rounding the bend, reaching the point where I daren’t look, I see him there, putting the clamp back on the gate, closing it. His eyes are down, and he seems to be looking at his hands, at what he is doing. My feet batter on along the rough gravel, along the strip of tatty grass in the middle of our lane. There is only one thing I care about now, and my feet are carrying me there. As soon as he sees me he stops and grows still. I do not hesitate but keep on running towards him and by the time I reach him the gate is open and I am smack against him and lifted into his arms. For a long stretch, he holds me tight. I feel the thumping of my heart, my breaths coming out then my heart and my breaths settling differently. At a point, which feels much later, a sudden gust blows through the trees and shakes big, fat raindrops over us. My eyes are closed and I can feel him, the heat of him coming through his good clothes. When I finally open my eyes and look over his shoulder, it is my father I see, coming along strong and steady, his walking stick in his hand. I hold on as though I’ll drown if I let go, and listen to the woman who seems, in her throat, to be taking it in turns, sobbing and crying, as though she is crying not for one now, but for two. I daren’t keep my eyes open and yet I do, staring up the lane, past Kinsella’s shoulder, seeing what he can’t. If some part of me wants with all my heart to get down and tell the woman who has minded me so well that I will never, ever tell, something deeper keeps me there in Kinsella’s arms, holding on.
‘Daddy,’ I warn him, I call him. ‘Daddy.’
Elk verhaal gaat over verandering. Het belangrijkste personage leert iets en verandert op zo’n manier dat ze nooit meer kan terugkeren naar wie ze was vóór het verhaal begon. In bijna elke zin hier voel ik de verandering, de emotionele lading door wat eraan voorafgegaan is.
Er zijn minstens drie lessen die het meisje die zomer op de boerderij leerde en die ze toepast op dit beslissende moment.
Het eerste is natuurlijk dat ze nu weet dat je niet alles hoeft te zeggen, zelfs niet tegen je moeder. Dat wat meneer Kinsella op het strand tegen haar zei, dat herinnert ze zich hier: dit is haar uitgelezen kans om niks te zeggen.
Het tweede is haar besef, tijdens die scène op het strand, dat er ‘grote verschillen tussen mensen’ zijn – en dus ook dat kind-zijn niet per se hoeft te betekenen dat ze zo wordt behandeld als haar eigen ouders haar behandelden.
Het derde is het rennen: meneer Kinsella heeft haar gedurende die zomer uitgedaagd steeds zo snel mogelijk naar de brievenbus te rennen en weer terug. Hij timede haar dan met zijn horloge. Ze bleek inderdaad steeds iets harder te kunnen lopen dan de keer ervoor. In deze slotscène rent ze ook.2
Het belangrijkste is dat zíj dit keer handelt. Dat zíj een keuze maakt. Lees de eerste pagina’s van het boek nog eens en let op de subtiele woordkeuze: alles gebeurt mét haar, ze heeft er zelf niets over te zeggen. Ze is eraan overgeleverd.
The car door is opened and I am taken out, and kissed.
We walk through into the heat of the kitchen where I am told to sit down.
Now that my father has delivered me and eaten his fill, he is anxious for his tobacco.
Nu niet meer. Op het moment dat het moet tellen alle manieren waarop ze die zomer anders is gaan denken bij elkaar op en rent ze naar die twee lieve, zachtaardige mensen af, die op het punt staan haar weer achter te laten.
Zíj bepaalt hoe het afloopt, niet de volwassenen om haar heen.
En dan zijn er nog de prachtige zinnen, vaak met een diepere betekenis. Dat het voelt alsof ze haar hart vasthoudt en meeneemt, ‘alsof ik de boodschapper ben geworden van wat er in mij omgaat’. Dat ze bang is dat ze ‘verdrinkt’ als ze hem loslaat. Het snikken van mevrouw Kinsella die ‘niet om één huilt maar om twee’.
Extra interessant is dat we twee versies van de slotscène met elkaar kunnen vergelijken, omdat die oorspronkelijk, in The New Yorker, net anders was. Je kunt hier Claire Keegan dus als het ware aan het werk zien: wat besloot ze te veranderen toen ze de kans kreeg haar verhaal na de publicatie in het magazine nog eens licht te herschrijven?
De meeste aanpassingen zijn een kwestie van ritme, vermoed ik. De zin waarin ze Kinsella in de armen vliegt is langer geworden: ik kan me goed voorstellen dat ze daar een langere zin van wilde maken, om ook in ritme te vatten dat er veel gebeurt in korte tijd, dus: een lange zin, geen pauzes, zelfs geen komma’s. De lezer moet net als het meisje een beetje buiten adem raken.
De laatste zin van de bovenste alinea is ook anders – en beter, vind ik. De opsomming van details uit de zomer (het behang, de kruisbessen, het derde lichtje) halen het verhaal terug voor de lezer, als flitsen uit de film die we net gezien hebben, maar ze eindigde eerst met ‘… of a tomorrow that I can’t entirely believe in’, en dat is iets te veel van het goede. De lezer moet nadenken wat ze precies bedoelt, maar ondertussen is ze aan het rennen, dus daar is geen tijd voor. Zijzelf zou ook geen ruimte in haar hoofd hebben voor zo’n bespiegeling, lijkt me. Dus ze denkt in de nieuwere versie gewoon aan ‘now, mostly of now’: want dat is het, het gaat alleen maar om wat er nu gebeurt en wat ze nu wil.
De laatste zin is effectiever gemaakt, denk ik. De simpele tegenwoordige tijd: niet ‘I keep calling him, keep warning him’, maar ‘I warn him, I call him’.
En och, die laatste zin. Tegen wie heeft ze het nu? denk je even. Haar echte vader komt met ‘gestage pas’ aanlopen, met ‘een wandelstok’ in zijn hand, binnen heeft hij net al een rotopmerking gemaakt tegenover de Kinsella’s en hij heeft ‘iets vloeibaars’ gehad als avondeten. Dus het is meneer Kinsella die gewaarschuwd wordt, want het meisje kijkt over zijn schouder en ziet haar vader naderen. Ze waarschuwt hem met dat woord, ‘Daddy’ (in de vertaling: ‘Papa’). Ze noemt hem zo. Het toont nog eens haar onomkeerbare verandering.
Ik heb uitgeverij Nieuw A’dam twee keer gemaild met de vraag of het oké was als ik dit fragment als pdf deelde, maar kreeg helaas geen antwoord. Toch ga ik er maar vanuit dat ze het goed vinden; dit is immers een warme aanbeveling voor een boek dat zij verkopen. Als je er werkt en je vindt dat het niet mag, laat het me weten, dan haal ik hem weer weg.
Ik heb het vooral over verhaal en stijl. Als je geïnteresseerd bent in de rol van thematiek in dit boek (bijvoorbeeld de rol van honden in dit boek, die altijd blaffen en er dreigend of verdrietig uitzien), dan kun je deze driedelige podcast luisteren, waarin Foster geanalyseerd wordt. Daar moet ik wel bij zeggen dat ik het verdrietig en ergerlijk vond dat host Kimberly Ford steeds zegt dat ze lang vreesde dat meneer Kinsella het als predator op het meisje voorzien had, alleen maar omdat hij zich om haar bekommert en in één scène op schoot neemt.
Dank! Heerlijk om weer even terug te gaan naar dit prachtige verhaal dat ik las op basis van je Substack. De subtiele, continue verandering (ik had escalatie in mijn hoofd) die dreigt en boeit, in combinatie met de vrij concrete beschrijvingen van de beelden vond ik erg knap en inspirerend en heb je hier heel mooi laten zien vind ik. Mocht je nog meer boekentips hebben dan houd ik me dus zeer aanbevolen 😊
Heel mooi artikel over een heel mooi boek/mooie film. Ik vond de film (gebeurt niet vaak) mooier dan het boek, omdat ze daarin heel erg met die stiltes konden spelen.